Weer zo’n klassieker die het stempel bijna vergeten snack mag krijgen. Het Lihanboutje mensen. In de jaren ’60 van de vorige eeuw hebben ze hem uitgevonden. Het Lihanboutje is dus niet alleen qua uiterlijk een oersnack te noemen. Vlees op een stokje. Dat zal toch op zijn minst de mannelijke helft van de bevolking aanspreken, moeten ze destijds gedacht hebben. Of bestond de vrouw als doelgroep überhaupt nog niet voor de gladde jongens uit de vetbranche? “Ze hebben al stemrecht, mooie janboel als ze ook nog eens gaan bepalen wat we in het vet laten glijden.” Het kan een plausibele gedachte geweest zijn natuurlijk.
Enfin, kappen met dat gemijmer we dwalen weer eens af. Het Lihanboutje. Prachtige naam ook, en inderdaad, laat deze naam vallen in een gezelschap van vrouwen: minstens 85% roept meteen “gadverdamme!”. Op zeker.
Waarom het een boutje heet hoeven we niet uit te leggen “maar waar slaat dat Lihan dan op Culisjors?” is natuurlijk een logische en terechte vraag. Geen idee, althans, een beetje. Het boutje is dus op smaak gemaakt met zogeheten Lihan kruiden. Of zoals de fabrikanten zeggen specifieke Lihan kruiden. Daar moeten we het mee doen. Verder is er verdomd weinig te vinden, wat deze specifieke melange nu precies is. En zo hoort het ook natuurlijk. Bij een beetje zichzelf respecterende snack is het zoveel mogelijk onduidelijk wat we nu precies achter de huig tikken.
Oersnack of niet, het Lihanboutje laat zich nog steeds prima achter die bewuste huig tikken, kunnen we vertellen. Nu zwichten wij al snel voor een snack met een paneerlaagje. De specifieke Lihan kruiden doen prima hun werk, een likje mayonaise erbij geeft wat ons betreft een 100% geniet garantie. Vlees op een ijsco stokje, dat is toch ook gewoon prachtig? Een vleeslolly ‘avant la lettre’ zullen we maar zeggen!